

Dagboek | De Roze Salon

Marianne von Werefkin schreef gedurende haar leven veelvuldig in haar dagboeken. Ze schreef over haar werk, haar reizen, contacten met andere kunstenaars en over haar bestaan als vrouw in een door mannen gedomineerde kunstwereld.
Anneke Wilbrink, Zwolse kunstschilder, reflecteert op de dagboekfragmenten van Werefkin.
Beste Marianne,
Afgelopen zomer was ik in Düsseldorf. Daar bezocht ik museum K20 waar een werk van je hing. Een donker maar krachtig schilderij. Het citaat erboven, waarin de dreiging van de Eerste Wereldoorlog voelbaar was, raakte me diep en heb ik genoteerd:
“Art appears to me, in the sad days we live in,
As the only and final refuge of faith.”
Je hebt een periode van 10 jaar niet of nauwelijks geschilderd. Dat deed je omdat je je partner beter en gedurfder vond schilderen. Maar wat mij betreft ben je daarna net zo moedig gaan schilderen als je mannelijke collega’s en bevriende schilders die je bewonderde om hun lef in expressie en kleurgebruik. Misschien wel moediger. In die 10 jaar kon je je intellectueel ontwikkelen en voorrang geven aan de kunstreizen, die je later diepgaand hebben geïnspireerd Door de combinatie van je intellect en schilderintuïtie werd je werk expressiever, kleurrijker en natuurlijk verbonden met je onderwerpen. Je schilderijen ademen eenheid van concept: Waar de mens huilt of jubelt doen de huizen, de bomen en de luchten mee. Op die manier staat de totale compositie van je schilderij in het teken van de uit te drukken emotie. En wat mij betreft sympathieker dan je tijdgenoten die de totale abstractie verkozen. Je bleef de mens centraal stellen, en hield vast aan figuratie waarin je menselijke vreugde en leed verbeeldde. Het moest je blijven gaan om de mens, hetgeen op die manier nog navoelbaar bleef voor de kijker.
FLOATING WORLD
Om je iets te vertellen over mijn motivatie om te schilderen, reageer ik vanuit je volgende tekst:
“Ik hou van wat niet bestaat. Ik hou van de liefde die niet bestaat, die zich boven je uitstrekt als een onzichtbare stad, als een niet te vangen rook, een liefde die een verlangen oproept naar betoverde landen […] die schildervaardigheden vergroot, die je kroont tot koning van alle doelen, die je tot een god van de schepping maakt.”
En: “[…] ik zie een einde aan alle dingen en mijn hart dorst naar het oneindige en naar de eeuwigheid. […] Alleen artistieke creatie, oneindig, onbegrensd, werk van God in de mens, lijkt mij wenselijk. Alleen dat is de waarheid en alleen dat is de illusie.” (Lettre á un inconnu, 1902,I, p. 19)
Ik herken in je woorden mijn eigen verlangen en drive om als kunstenaar te reageren op het leven om me heen en mijn behoefte om te schilderen. Namelijk de wens om schoonheid te verbeelden, vast te leggen en hier een ‘monument’ voor te maken. Het tegenstrijdige wat ik in mijzelf en de wereld zie: hoe kun je tegenwoordig als hedendaags kunstenaar een mooi, poëtisch, idyllisch landschap schilderen….terwijl dít er allemaal aan de hand is.
Door je vrij te voelen om de materie in het schilderproces naar je hand te zetten, dwing ik mezelf met tegenstellingen te werken, zoals ook de wereld uit goed en kwaad, mooi en lelijk bestaat.
In mijn schilderij wil ik ondanks mijn gevoel voor schoonheid en harmonie dus ook ingrediënten als chaos, rauwheid, oneffenheden, disharmonie, destructie, eindigheid, donkerte benoemen, laten zien. Te midden van de chaos en vijandigheid die ons ook omringen is behoefte aan licht, ruimte en optimisme.
Dit herken ik in jouw werk ook. In je schilderijen waarin je de donkerte benoemt, oproept, de zwaarte verbeeldt, gaat het toch uiteindelijk naar omhoog: naar het licht, het mystieke, de hoop. De ambivalentie die ik voel, herken ik ook bij jou:
“Ik aanbid mijn leven; het is gevuld met zoveel ware poëzie, fijne gevoelens, dingen waar velen geen idee van hebben. Ik veracht mijn leven, dat zich, omdat het rijk is, heeft laten opsluiten in conventies. Tussen deze twee meningen pulseert mijn ziel die altijd verlangt naar schoonheid en het goede.” (Lettres á un inconnu, 1902, I, p. 234)
MAYBE IT’S FOR LOVE
Na het lezen van je dagboekfragmenten moest ik denken aan de brieven die Janis Joplin aan haar ouders schreef. Zij was een vrouwelijke pionier in de wereld van de populaire muziek van die tijd. Zij brak als eerste vrouwelijke rockster door in een door mannen geregeerde muziekwereld. Ik denk dat je van de teksten en muziek van Janis Joplin zou kunnen houden.
Zij ontdekte haar talent toen zij vanuit het Amerikaanse platteland naar Haight-Ashbury ging, een wijk in San Francisco met veel gelijkgestemde geesten. Vergelijkbaar met een Roze Salon in jouw tijd in München, maar dan vooral in de muziek. Intellectuele, artistieke mensen, die tegen plat materialisme waren, met oog en oor voor nieuwe ontwikkelingen in hun kunst.
Ik moest denken aan de overeenkomsten tussen Janis en jou: jullie beider worsteling op het persoonlijk vlak en in een mannenwereld. Beide intellectuele en vrije geesten.
Janis: ‘’I always wanted to be an artist, whatever that was, like other chicks
want to be stewardesses. I read. I painted. I thought.’’
Hoe expressief jij schilderde, zo zong zij. Allebei vanuit tegenstellingen die jullie zagen in het leven: vanuit de zwaarte en de pijn wilden jullie troost bieden. Melodieus, gevoelig en zacht, maar ook wild, schreeuwend en uitbundig. In Janis' zang ervaar ik een overeenkomst met jouw geschilderde landschap. Het is de ziel die de kunstenaar daartoe in staat stelt.
Je prachtige citaat over de liefde vond ik erg troostrijk, Marianne. Hetgeen jij hebt gevonden in je latere leven in je geliefde Ascona:
“Ascona heeft me geleerd om het menselijke niet te verachten, de grote vreugde van het creëren en de mogelijke armoede van het bestaan. Om ze allemaal even lief te hebben en in me te dragen als een schat.” (1931)
Citaat uit de brief die Janis Joplin schreef naar haar ouders:
‘’Ik denk dat dat is wat ambitie is. Het is helemaal geen verdorven zoektocht naar macht of geld, misschien is het wel voor de liefde. Veel liefde! Ha!’’
Marianne, ik besluit graag met jouw mooie, aangrijpende woorden:
“Kunst leeft en sterft in het unieke hart van degene die het draagt, net zoals alle gevoelens alleen leven en zich uitbreiden in de ziel van degenen die ze voelen. Er is geen kunstgeschiedenis, er is een geschiedenis van kunstenaars.”
Met warme, collegiale groet,
Anneke Wilbrink
Zwolle, 9 november 2024